Het nieuwe regime trad in werking op 1 januari 2013 voor regeling assistentiewoningen. De invoering van het nieuwe regime gaat gepaard met soms complexe overgangsmaatregelen en regels van inwerkingtreding. Het overgangsregime volgt volgende krachtlijnen:
- Algemene regel: inwerkingtreding op 1 januari 2013 – Als algemene regel geldt dat de bepalingen van het Woonzorgdecreet, het Stambesluit (met de nieuwe erkenningsvoorwaarden) en het Procedurebesluit in werking zijn getreden op 1 januari 2013. Sinds 1 januari 2013 geldt er dus geen programmatie meer en is de erkenning niet langer verplicht. Voor de erkenning van nieuwe groepen van assistentiewoningen gelden de nieuwe erkenningsvoorwaarden opgenomen in Bijlage XVI van het Stambesluit.
- Serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening die op 1 januari 2013 erkend zijn – Serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening die op 1 januari 2013 erkend zijn, blijven gedurende vijf jaar verder erkend volgens de regels die vόόr 1 januari 2013 van toepassing waren, tenzij hun erkenning voordien afloopt of wordt ingetrokken (art. 88 § 1 Woonzorgdecreet). Bovendien kunnen deze voorzieningen verzoeken om hun erkenning voordien in te trekken.
- Serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening die op 1 januari 2013 erkend zijn of blijven (met toepassing van art. 88, § 1 Woonzorgdecreet) kunnen bij het verstrijken van die termijn bovendien verder als groep van assistentiewoningen erkend blijven, op voorwaarde dat ze op dat moment voldoen aan de specifieke erkenningsvoorwaarden opgenomen in Bijlage XVI bij het Stambesluit (art. 3 tot en met 31 van Bijlage XVI bij het Stambesluit), met uitzondering van die met betrekking tot de infrastructuur. Aan de nieuwe erkenningsvoorwaarden met betrekking tot de infrastructuur moeten zij echter pas op 1 januari 2034 voldoen (zie verder) (art. 38 van Bijlage XVI bij het Stambesluit).
- Serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening die op 1 januari 2013 een aanvraag tot erkenning of verlenging van erkenning hadden ingediend – De serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening die op 1 januari 2013 een aanvraag tot erkenning of verlenging hadden ingediend, kunnen voor ten hoogste vijf jaar erkend worden volgens de oude regels (art. 88 § 2 Woonzorgdecreet).
- Serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening waarvoor de initiatiefnemer op 1 januari 2013 over een voorafgaande vergunning en een stedenbouwkundige vergunning beschikte – Serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening waarvoor de initiatiefnemer op 1 januari 2013 over een voorafgaande vergunning en een stedenbouwkundige vergunning beschikte, kunnen worden erkend als groep van assistentiewoningen, maar moeten wel voldoen aan de specifieke erkenningsvoorwaarden opgenomen in Bijlage XVI bij het Stambesluit (art. 3 tot en met 31 van Bijlage XVI bij het Stambesluit), met uitzondering van die met betrekking tot de infrastructuur. Aan de nieuwe erkenningsvoorwaarden met betrekking tot de infrastructuur moeten zij echter pas op 1 januari 2034 voldoen (zie verder).
- Groepen van assistentiewoningen waarvoor de initiatiefnemer op 1 januari 2013 reeds over een stedenbouwkundige vergunning beschikte – Ook groepen van assistentiewoningen waarvoor de initiatiefnemer op 1 januari 2013 reeds over een stedenbouwkundige vergunning beschikte, kunnen worden erkend. Ook zij moeten echter voldoen aan de specifieke erkenningsvoorwaarden opgenomen in Bijlage XVI bij het Stambesluit (art. 3 tot en met 31 van Bijlage XVI bij het Stambesluit). Deze groepen van assistentiewoningen moeten echter slechts uiterlijk op 1 januari 2034 voldoen aan de erkenningsvoorwaarden met betrekking tot de infrastructuur (zie verder).
- Bestaande serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening die reeds op 1 januari 2013 erkend waren, moeten slechts aan de nieuwe erkenningsvoorwaarden met betrekking tot de infrastructuur voldaan op 1 januari 2034 – Serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening die op 1 januari 2013 erkend zijn of waarvoor de initiatiefnemer op 1 januari 2013 over een voorafgaande vergunning en een stedenbouwkundige vergunning beschikte en de groepen van assistentiewoningen waarvoor de initiatiefnemer op 1 januari 2013 over een stedenbouwkundige vergunning beschikte, moeten pas op 1 januari 2034 voldoen aan de specifieke erkenningsvoorwaarden met betrekking tot het gebouw of de gebouwen van de groep van assistentiewoningen (opgenomen in art. 32 tot en met 36 van Bijlage XVI bij het Stambesluit). Zolang ze niet aan deze erkenningsvoorwaarden voldoen, blijven op die gebouwen de normen van toepassing die zijn opgenomen in Bijlage A bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 1985 tot vaststelling van de normen waaraan een serviceflatgebouw en een woningcomplex met dienstverlening moet voldoen om voor erkenning in aanmerking te komen (normen 2.2.2 tot en met 2.2.12 en 3.2.1 tot en met 3.2.3). Uiteraard belet niets dat de initiatiefnemer beslist om de intrekking van de erkenning te vragen, in plaats van de gebouwen aan te passen.
- Nabijheidsvereiste geldt slechts voor bouwwerkzaamheden aangevat na 1 januari 2014 – De vereiste dat een groep van assistentiewoningen in of in de nabijheid van een stad, gemeente of wijk moet liggen, geldt bovendien niet voor groepen van assistentiewoningen waarvoor de bouwwerkzaamheden vóór 1 januari 2014 zijn aangevat.
- Crisiszorg en overbruggingszorg moet beschikbaar zijn uiterlijk op 1 januari 2014 – Alle krachtens de nieuwe regels erkende groepen van assistentiewoningen moeten uiterlijk op 1 januari 2014 crisiszorg en overbruggingszorg garanderen aan hun bewoners (art. 7 van Bijlage XVI bij het Stambesluit). De interne afsprakennota moet uiterlijk tegen 1 januari 2014 de wijze vermelden waarop crisiszorg en overbruggingszorg wordt georganiseerd.
Bron : Eubelius