Krachtens het Ouderendecreet (de voorganger van het Woonzorgdecreet) waren assistentieflats zoals serviceflatgebouwen of woningcomplexen met dienstverlening in alle gevallen onderworpen aan een erkenning door de Vlaamse Regering. Een serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening kon bovendien slechts worden geëxploiteerd met inachtneming van de normen die de Vlaamse Regering had vastgesteld. Deze normen waren opgenomen in het Besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 1985 tot vaststelling van de normen waaraan een serviceflatgebouw en een woningcomplex met dienstverlening moet voldoen om voor erkenning in aanmerking te komen.
Krachtens het Woonzorgdecreet (art. 53) is voor de ouderenvoorzieningen een erkenning enkel nog verplicht voor een woonzorgcentrum, een dagverzorgingscentrum en een centrum voor kort verblijf, in alle gevallen voorzieningen waarin de zorgbehoefte van de gebruiker groter is dan bij groepen van assistentiewoningen. Andere voorzieningen kunnen, maar moeten niet worden erkend (art. 49 Woonzorgdecreet).
Gevolgen van erkenning
De erkenning van een groep van assistentiewoningen is voortaan dus volstrekt facultatief. Initiatiefnemers kunnen bijgevolg vrij beslissen om al dan niet een erkenning aan te vragen. De factoren die initiatiefnemers in overweging moeten nemen om te beslissen of zij al dan niet een groep van assistentiewoningen willen laten erkennen zijn de volgende:
- Zorg- en kwaliteitsgarantie – De Vlaamse Regering vat de erkenning uitdrukkelijk op als een kwaliteitslabel. De Vlaamse Regering beoogt dat de erkenning zal toelaten om groepen van assistentiewoningen die een bepaalde zorg- en kwaliteitsgarantie kunnen bieden te onderscheiden van andere initiatieven.
- Erkenningsvoorwaarden en administratieve last – Uiteraard moet het project kunnen voldoen aan de erkenningsvoorwaarden (personeel nodig voor crisishulp en overbruggingshulp, vereisten aangaande de infrastructuur, woonassistent…), en moet men er rekening mee houden dat de erkenning aanzienlijke verplichtingen met zich mee brengt (gebruikersraad, klachtenbehandelaar, voorschriften aangaande verblijfsovereenkomsten, regels over de dagprijs …).
- Subsidiëring – De erkenning is een voorwaarde om in aanmerking te komen voor subsidiëring. Krachtens het Woonzorgdecreet kan de Vlaamse Regering enkel een jaarlijkse subsidie verlenen aan erkende voorzieningen (art. 60 en 62 Woonzorgdecreet). Deze overweging geldt echter enkel voor initiatiefnemers die een rechtsvorm hebben die hen toelaat om voor subsidiëring in aanmerking te komen (VZW’s, provincie- of gemeentebesturen, OCMW’s, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, publiekrechtelijke verenigingen, zogenaamde “Hoofdstuk 12bis of 12ter-verenigingen” (verenigingen, opgericht conform artikel 219, en hoofdstuk II en III van titel VIII van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, of een ziekenfonds – art. 50 Woonzorgdecreet). Bovendien ontbreekt momenteel de budgettaire ruimte voor de subsidiëring van groepen van assistentiewoningen.
- Mogelijkheid van tijdelijke erkenning als woongelegenheid in een woonzorgcentrum – Het Woonzorgdecreet laat toe dat woonzorgcentra onder bepaalde voorwaarden assistentiewoningen tijdelijk laten erkennen als woongelegenheid in een woonzorgcentrum, zonder hun erkende capaciteit van woongelegenheid te overschrijden (art. 36 Woonzorgdecreet). Enkel assistentiewoningen die deel uitmaken van een erkende groep van assistentiewoningen komen hiervoor in aanmerking.
- Eén van de problemen van serviceflats, was dat bewoners bij een grotere zorgbehoefte moesten verhuizen naar een woonzorgcentrum om er aangepaste zorg te krijgen. Na een verhuis naar een assistentiewoning moest de bewoner in dat geval opnieuw verhuizen. Het Woonzorgdecreet komt hieraan tegemoet en bepaalt dat een erkend woonzorgcentrum, zonder zijn erkende capaciteit van woongelegenheid te overschrijden, één of meer assistentiewoningen tijdelijk kan laten erkennen als woongelegenheid in het woonzorgcentrum, op voorwaarde dat (1) het erkend woonzorgcentrum en een erkende groep van assistentiewoningen in elkaars onmiddellijke nabijheid gevestigd zijn, functioneel een geheel vormen, en uitgebaat worden door dezelfde rechtspersoon, of dat (2) het erkend woonzorgcentrum en een erkende groep van assistentiewoningen in elkaars onmiddellijke nabijheid gevestigd zijn en een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten.
- Mogelijkheid om deel uit te maken van woonzorgnetwerken – Enkel erkende groepen van assistentiewoningen kunnen deel uitmaken van een woonzorgnetwerk (art. 44 Woonzorgdecreet).
- Verlaagde btw-tarieven – Er geldt – onder bepaalde voorwaarden – een verlaagd btw-tarief van 6% voor bepaalde werken in onroerende staat die verband houden met “verblijfsinrichtingen voor bejaarden welke door de bevoegde overheid zijn erkend in het kader van de wetgeving inzake bejaardenzorg” (KB nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, Bijlage A, XXXI, § 2). Er geldt tevens een verlaagd tarief van 12% voor leveringen van en vestiging van zakelijke rechten op woningcomplexen bestemd om te worden gebruikt voor de huisvesting van bejaarden en die worden geleverd en gefactureerd aan personen die verblijfsinrichtingen beheren “voor bejaarden welke door de bevoegde overheid zijn erkend in het kader van de wetgeving inzake bejaardenzorg” (Bijlage B, X, §1, d bij KB nr. 20).
- Omdat de groepen van assistentiewoningen niet noodzakelijk meer zullen worden erkend, lijkt het erop dat de verlaagde btw-tarieven niet meer zouden gelden voor niet-erkende groepen van assistentiewoningen. Het ligt niet voor de hand dat een rechter op basis van de huidige wetteksten zou aanvaarden dat de loutere aanmelding die geldt voor groepen van assistentiewoningen kan worden gelijkgesteld met de erkenning die is vereist om aanspraak te kunnen maken op het verlaagde btw-tarief.
Bron : Eubelius