De nieuwe wet legt erkenningsvoorwaarden op met betrekking tot de infrastructuur voor assistentieflats
Veiligheid – De groep van assistentiewoningen voldoet aan de toepasselijke brandveiligheidsreglementering. Het besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 1989 houdende de specifieke veiligheidsaspecten waaraan de groepen van assistentiewoningen moeten voldoen om te worden erkend, blijft bestaan, maar is voortaan enkel van toepassing op de erkende groepen van assistentiewoningen. Groepen van assistentiewoningen waarvoor geen erkenning wordt aangevraagd, hoeven dus niet langer te voldoen aan deze veiligheidsnormen. Het Besluit van de Vlaamse Regering van 9 december 2011 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan ouderenvoorzieningen en centra voor herstelverblijf moeten voldoen, is niet van toepassing op groepen van assistentiewoningen.
Om erkend te kunnen worden moeten de groepen van assistentiewoningen voldoen aan de veiligheidsnormen opgenomen in artikel 1, 1° van het koninklijk besluit van 22 december 1980 houdende bekrachtiging van Belgische normen uitgewerkt door het Belgisch Instituut voor normalisatie (zie art. 1 Besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 1989 houdende de specifieke veiligheidsaspecten waaraan de groepen van assistentiewoningen moeten voldoen om te worden erkend).
Nabijheid van stad, gemeente of wijk (nieuw) – De groep van assistentiewoningen ligt in of nabij het centrum van een stad, een gemeente of een wijk.
Voorwaarden voor inrichting en onderhoud van het gebouw – Het gebouw of de gebouwen van de groep van assistentiewoningen voldoen aan de volgende voorwaarden:
- bij de inrichting van het gebouw worden “huiselijke en gezellige accenten” gelegd;
- de gebouwen en de lokalen worden regelmatig onderhouden;
- de nodige maatregelen worden genomen om vochtproblemen en insijpeling van water of hinder van welke aard ook te voorkomen;
- restafval en gft worden zo bewaard dat geen geur- of andere hinder ontstaat;
- in alle lokalen zijn de verwarming, de ventilatie en de verlichting aangepast aan de bestemming van het lokaal;
- in de assistentiewoningen en de gemeenschappelijke ruimten, met uitzondering van de gangen, moet de temperatuur overdag minstens 22°C bedragen;
- aangepaste zonnewering, waarbij het zicht naar buiten zo weinig mogelijk gehinderd wordt, ,waar nodig, aangebracht;
- in alle ruimten die toegankelijk zijn voor de bewoner, worden niveauverschillen (treden, trappen en andere hindernissen) vermeden;
- om zich te verplaatsen in het gebouw kunnen de bewoners zich behelpen met leuningen en handgrepen; ook in de gemeenschappelijke sanitaire ruimten zijn leuningen en handgrepen aangebracht;
- alle gangen die voor de bewoners toegankelijk zijn, beschikken over de nodige rustpunten; die gangen zijn voldoende breed zodat twee rolstoelen, op de plaatsen die daarvoor bestemd zijn, elkaar gemakkelijk kunnen kruisen;
- elke bewoner kan op elk moment een aangepast oproepsysteem gebruiken en in elke sanitaire ruimte is een oproepsysteem beschikbaar dat gemakkelijk bereikbaar is voor de bewoner;
- elk gebouw dat twee of meer bouwlagen telt die voor de bewoners toegankelijk zijn, beschikt minstens over een lift. Minstens één lift is geschikt voor het vervoer van een rolstoelgebruiker met begeleider;
- in elke assistentiewoning is er minimaal aansluiting op tv, radio, internet en telefoon mogelijk.
Voorwaarden voor de inrichting van de assistentiewoning – Elke assistentiewoning bestaat ten minste uit een leefruimte, een keuken, een slaapruimte en een afzonderlijke sanitaire ruimte met toilet en badgelegenheid. De nettovloeroppervlakte van de leefruimte, de slaapruimte en de keuken moet in totaal ten minste 40 m² bedragen (nieuw). De bewoner moet zowel vanuit de leefruimte, als vanuit de slaapruimte via een raam zicht hebben op de buitenwereld. Bovendien moet de slaapruimte kunnen worden afgescheiden van de leefruimte. De assistentiewoning, met inbegrip van de sanitaire ruimte, moet rolstoeltoegankelijk zijn.
Ontmoetingsruimte – Er moet een ontmoetingsruimte zijn in de gebouwen van de groep van assistentiewoningen of in een gebouw dat functioneel één geheel vormt met de groep van assistentiewoningen en dat te voet bereikbaar is voor de bewoners (dat kan bijvoorbeeld een woonzorgcentrum zijn). De ontmoetingsruimte hoeft geen afzonderlijke ruimte te zijn en kan verspreid zijn over verschillende plaatsen binnen de gebouwen of binnen het gebouw. De totale ontmoetingsruimte moet een oppervlakte hebben van minstens 20m² (nieuw). Als de groep minstens dertien assistentiewoningen telt, wordt die oppervlakte uitgebreid met 1,50 m² per assistentiewoning. Bij elke gemeenschappelijke leefruimte is er minstens één rolstoeltoegankelijke toiletruimte.
Bron : Eubelius